Edward Burvenich in gesprek met Hans Schmidt
Naar aanleiding van de aankondiging van de opening van het La Verna-huis besloot Hans Schmidt een exemplaar van zijn schilderij ‘De verloren zoon’ te schenken aan La Verna. Een schilderij dat aansluit bij de missie en visie van La Verna. Het thuiskomen van de verloren zoon, het graag gezien worden zoals je bent. Gekoesterd en ontvangen worden. De mens die onvoorwaardelijk graag gezien wordt, die klein en kwetsbaar mag zijn, die aanvaard wordt zoals hij is. Maar ook de mens die een ander mens mag opvangen, die groot mag zijn, die er mag zijn voor een ander. De mens die soms leerling én soms leermeester mag zijn.
Al verschillende jaren wordt de afbeelding van ‘De verloren zoon’ gebruikt in boekjes die gemaakt worden voor de deelnemers van workshops van La Verna. Ook voor de aankondiging van de voorbije inspiratiedagen over ‘De schoonheid van het kwetsbare’ stond de afbeelding vooraan op de folder. Het is een beeld van ‘omarming’ van alle facetten van het leven. Een goed moment om te spreken met de maker van dit schilderij.
Hans Schmidt is een artiest. Hij is veel meer dan een schilder. Hij maakt ook liederen, toneelstukken en schrijft boeken. Hij is een bevlogen man, een artistieke geest, een creatieveling die niet bang is om zich in avonturen te storten en om aan de wieg te staan van nieuwe projecten. Hij realiseerde veel in zijn professionele leven, maar ook op zijn huidige leeftijd van 62 jaar bruist hij nog van ideeën. Hij komt over als een man die moet creëren om te kunnen leven.
Hans Schmidt was mijn leraar in het zesde leerjaar, tweeëntwintig jaar geleden. Eén van zijn laatste jaren als leerkracht. Want later zou hij directeur worden van die school en nog later een eigen muzische school boven de doopvont houden.
Nu, tweeëntwintig jaar later, op een doordeweekse dag zit ik bij hem thuis voor dit interview. We zitten aan de houtkachel, want buiten is het koud.
Het is speciaal voor me om als volwassen man zoveel jaren later een leraar terug te zien. Beiden volwassenen nu. Geen hiërarchie. Ik dien hetgeen hij zegt niet meer als kennis aan te nemen. Hij heeft geen opdracht meer ten aanzien van mij en geen af te werken leerprogramma.
Ik heb van tevoren nagedacht over wat ik hem zou vragen met betrekking tot zijn schilderkunst. Maar ik ben toch vooral benieuwd naar het gesprek van mens tot mens.
Het was mijn bedoeling om voornamelijk over zijn schilderkunst te spreken, maar in realiteit spreken we meer over het leven, over wat het ons in die tussentijd heeft gebracht. Over de moeilijkere momenten en over de vreugdevolle momenten. Over gemis, verlies, verdriet, kwetsbaarheid. Over onszelf ontplooien, ons laten zien, durven gaan voor nieuwe dingen, dus ook durven breken met het oude, over onze persoonlijke evolutie doorheen die tweeëntwintig jaar, over onze menswording.
Meester Hans is nog dezelfde, maar toch ook niet.
Ik herinner me meester Hans enerzijds als een man die me toen stimuleerde om me helemaal in mijn kracht te laten zien, mij in te zetten voor de hele klasgroep, en daarbij de mindere leerlingen mee op sleeptouw te nemen vanuit mijn intellectuele capaciteiten. Ik worstelde daarmee, het gaf mij als kleine jongen stress en ik wist niet hoe ermee om te gaan. Ik voelde mij niet ‘de betere’ omdat ik hogere punten had. Ook ik had als mens hulp nodig van anderen. Niet om goede punten te behalen, maar wel op andere vlakken.
Ik herinner me meester Hans anderzijds als een ongelooflijk creatieve meester. De toneelstukken die hij maakte voor onze school en waarin ik mocht meespelen, waren pareltjes. Ik werd door hem destijds ook geselecteerd om mee te zingen in een schoolkoortje, dat zelfs werd uitgenodigd op het Koninklijk Paleis om een lied te zingen dat door meester Hans was gecomponeerd voor het toen hongerlijdende Somalië. Een ongelooflijk toffe ervaring, dankzij meester Hans…
Het zijn die creatieve zaken die vooral zijn blijven hangen. Niet de kennisoverdracht, niet de lessen… En daarover hebben we het in ons gesprek. Kunst als expressie van jezelf. Iets delen van binnenuit met een publiek. We spreken over zijn ervaring en zijn beleving als kunstenaar, over wat het schilderen hem biedt en wat hij mensen wil bieden.
Hans omschrijft zichzelf tijdens het interview als een expressionist, als iemand die de pennenstreken van binnenuit laat komen. Daarbij gaat hij met zachtheid te werk. Dat is ook nodig: zijn schilderijen maakt hij met rietpen en Indische inkt.
De tekeningen die aan de basis liggen van elk werk maakt hij vliegensvlug, met vloeiende pennenstreken, zonder erbij na te denken. Het laten komen zoals het komt, in alle vrijheid. En nadien kijken, voelen of het resoneert en of het door hemzelf gecreëerde hem raakt. Stilstaan en nagaan of hij het gevoel krijgt: “Ja, dat is het.” Of het hem ontroert. Of hij de verwondering van een kind kan voelen bij wat hij uit zijn mouw heeft geschud. Door er niet over na te denken en het niet te construeren in het hoofd blijft het zuiver, spontaan, intuïtief en authentiek.
Hans gebruikt hierbij het woord: serendipiteit. Hij vertelt me dat het voor hem ‘iets toevallig ontdekken’ betekent. Iets ontdekken van onverwachte schoonheid. Iets dat ook de kunstenaar overvalt, in de zin van: “Wauw, heb ik dit gemaakt?” Het komt op mij over als een gezonde levensfilosofie: verwonderd kunnen zijn over de schoonheid van bepaalde zaken die op je levenspad komen, zonder dat je ernaar op zoek was. Hans omschrijft het zelf als: “Je ne cherche pas, je trouve.”
Door de gemoedelijke en eerlijke sfeer die er is ontstaan tijdens het gesprek besluit ik hem te vertellen hoe ik hem als leraar heb ervaren: dat hij mij gezien had in mijn talent om te zingen, dat dat mij zo bijgebleven is, maar ook dat ik stress had gekend bij hem in de klas, dat ik mij soms wat geforceerd voelde.
Hij luistert naar me, ontvangt wat ik zeg. Dit is geen gesprek meer van leerling tot leermeester, maar een gesprek waarbij beiden leermeester en leerling zijn.
Hij vertelt me hoe hij toen nog vooral door de visie van de jezuïeten geïnspireerd was, dat hij daarna ook anders is beginnen denken en andere leervormen heeft geëxploreerd. Hij vertelt me dat hij meer en meer die creatieve weg is gaan bewandelen tijdens de tweede helft van zijn carrière. Dat hij ook, met enige weerstand van instanties en personen, een nieuwe muzische basisschool heeft opgericht in Gent: ‘LeerThuis, De Wonderfluit’.
Ik voel tijdens het gesprek een heling in mezelf, omdat ik het aangedurfd heb om in respect voor hem te spreken over hoe ik hem als leraar heb ervaren.
Het leidt ook tot de vaststelling dat we allebei met dezelfde zaken bezig waren. We hebben allebei klassieke beelden van succes losgelaten en zijn meer en meer gaan geloven in de creatie, in de vorming van onszelf als mens op basis van wat in ons leeft en waar we nood aan hebben.
De schilderijen van Hans bevatten vaak lijdende figuren. Niet omwille van de verering van het lijden, maar wel omdat hijzelf vaak met het lijden bezig is, zo vertelt hij me. Hij heeft altijd een ambigue relatie gehad met lijdende mensen. Enerzijds kan hij er niet tegen om mensen te zien lijden, maar anderzijds is hij er ook toe aangetrokken. Hij kan niet anders dan het lijden onder de aandacht brengen en het een gezicht geven. Al van jongs af aan is hij er sterk mee bezig. Zich inzetten voor lijdende mensen, hen mee aan boord krijgen, hen waarderen, hen helpen om een volwaardige kans op ontwikkeling te krijgen. Deze inzet voor de mensen die het moeilijk hebben, siert hem.
Hans vertelt ook over verschillende reacties van mensen bij het zien van zijn werken. Het valt op dat reacties waarbij de toeschouwers een vorm van erkenning ervaren door naar zijn werken te kijken, hem het meest zijn bijgebleven. Het betreft reacties van mensen die zich gezien voelen in hun pijn of verdriet, waardoor bij hen een vorm van heling kan optreden en zij opnieuw (meer) levensvreugde kunnen ervaren.
Door die erkenning bij de toeschouwers voelt Hans zich schijnbaar ook erkend als kunstenaar. Als zijn kunstwerken zijn toeschouwers raken, wordt hij als kunstenaar evenzeer geraakt.
Het durven bekijken en beluisteren, het durven benoemen, het erkenning durven geven aan verdriet of pijn, kan soms voldoende zijn en leidt tot verzachting, zowel bij diegene die erkenning krijgt als bij diegene die erkenning geeft.
Nadien komt de gedachte bij me op dat het niet anders kan dan dat Hans dit doet vanuit liefde, liefde voor het leven en voor zijn medemens. Ervoor zorgen dat mensen zich gezien voelen in hun verdriet of pijn, is een daad van liefde. Het is nobel en bewonderenswaardig.
Een grote krachtbron bij dit werk, maar ook bij zijn persoonlijk verhaal, is het geloof in een transcendente liefde, die Hans God noemt. Dankzij dit geloof is hij in staat zijn persoonlijk verdriet en pijn te dragen, met het lijden van anderen om te gaan en er als kunstenaar mee aan de slag te gaan. Hij gelooft dat die transcendente liefde alles en allen omarmt en graag ziet. Elk leven, ook datgene dat getroffen wordt door een onbeschrijfelijk lijden, wordt finaal opgenomen in een liefdevol licht en in eindeloze vreugde.
Na het gesprek dankt Hans mij en zegt hij dat ik op het juiste moment ben gekomen. Dat hij het nodig had en zich beluisterd voelde. Dat is fijn om horen. Meer deed ik ook niet dan proberen te luisteren naar de ziel, de inspiratie en de drijfveren van een kunstenaar. Want dat is hij. Ondanks de tegenkantingen, ondanks de tegenstrubbelingen is hij steeds blijven geloven in en gaan voor zijn scheppende kracht. Alleen al daardoor is hij een voorbeeld. Niet om het op een zelfde manier te doen, maar om het ook te blijven doen op mijn manier.
Ik ga tevreden naar huis. Het gesprek was fijn, eerlijk, authentiek. Geen grote discussies over levensvisies of over het grote gelijk, maar wel een gesprek van mens tot mens, inspirerend en in wederzijds respect.
Hans stelt tentoon op de openingsdag van het La Verna-huis. Zijn werken zijn ook te bewonderen via zijn website: hansschmidt.weebly.com. Sommige werken zijn te koop en de opbrengst ervan gaat naar het La Verna-huis. Contacteer hem gerust via mail voor meer info: hans53schmidt@hotmail.com.
Edward Burvenich, 22 januari 2016