Lieve lezer,

Op het moment dat ik dit voorwoord schrijf, is de toekomst nog steeds onduidelijk. Nu er volop gevaccineerd wordt, is er perspectief. Tegelijk blijft de bedreiging en de grilligheid van corona, met haar vele varianten, ons in de ban houden.

Het blijft mij verwonderen hoeveel aandacht en energie naar deze pandemie en vooral naar de beheersing ervan blijft gaan. In elk journaal of duidingsprogramma blijft het een belangrijk item. Ook in de gesprekken tussen de mensen. Iedereen is ermee bezig. Terwijl er in de wereld zoveel gebeurt dat nauwelijks aandacht krijgt.

Tijdens een radio-uitzending in januari, het was hier de eerste koudegolf, hoorde ik een verslag uit een vluchtelingenkamp. Het ging om een tentenkamp dat geteisterd werd door koude, het was er vele graden onder nul. De mensen hadden geen schoenen en liepen met sandalen in de sneeuw. De hulpverleners waren vertrokken bij gebrek aan elektriciteit …
Een groot verdriet overviel mij. Het ging dieper dan ‘weten’, het was ‘voelen’ hoe oneerlijk, hoe mensonwaardig we als samenleving zijn zolang we dat toelaten, zolang we dat normaal vinden.
De strijd tegen corona is het volgende nieuwsitem: elke dode is er één teveel, wordt gezegd. In welk schril contrast staan onze middelen om deze dood te bestrijden, met de middelen die we aanwenden om de dood door honger, ontbering en koude te bestrijden.
Waar corona een gevecht aanwakkert tegen een virus waar we maar moeilijk controle over krijgen, zou het bestrijden van honger een gemakkelijker en beter te controleren doelstelling kunnen zijn. Waarom blijven we als samenleving zo laks? Waarom blijven we deze ongelijkheid verdragen? In mij voelt het als een aanklacht, één die is ingegeven door het verlangen dat elke mens recht heeft op een menswaardig leven.
Ik merk dat corona mij gevoeliger maakt voor het lot van de medemens. Of is het de tijdsgeest die zich stilaan opent voor broederlijkheid?

Misschien is het ook daardoor dat ik een immense dankbaarheid voel om de vele mogelijkheden waarover ik beschik en om alles wat mij ter beschikking staat: ik heb een dak boven mijn hoofd, er is veiligheid, ik word niet bedreigd door honger of door oorlog, ik geniet van de warmte in ons huis, er is eten in overvloed, en de mogelijkheid om dit lekker te bereiden…Ik beschik ook over een goed functionerend lichaam. Ik ben gezond. Wat een zegen.

Ik heb twee benen waarmee ik mij kan verplaatsen. Ik wandel meer dan tijdens de voorbije jaren. Wandelen was vooral iets voor op vakantie. Of hooguit voor het weekend. Nu heb ik de tijd om wandelen in mijn dagelijks leven op te nemen.
Bewust aandacht hebben voor de natuur, de lucht, de bomen, het geluid van de vogels, … en ook voor mijzelf, mijn ademhaling, het ritme van mijn stappen, die ik kan afstemmen op waar ik aan toe ben: soms een stevige tred, andere keren meditatief, …. Wandelen brengt mij in balans.

Lichaam en geest geraakten in deze coronaperiode meer op elkaar afgestemd. In mijn gedrevenheid kon mijn lichaam mijn geest soms niet volgen. En in die afstand zetelde mijn stress. Daar komt nu verandering in: nu alles kan vertragen komen lichaam en geest dichter bij elkaar en kan mijn ziel mij inhalen. Ik ervaar meer rust.
Leven op mijn ritme, en met aandacht, het is een groot geschenk. ‘Vrede en vreugde zijn op ieder moment beschikbaar als we het zaad van bewuste aandacht, dat in ieder van ons aanwezig is, water geven’: het zijn woorden van Thich Naht Hanh. Ik beaam ze. 
En vraag mij af of ik nog terug wil en kan naar vroeger… Hoe zal het voor mij zijn als corona voorbij is en alles terug op volle toeren draait? Ik neem mij voor waakzaam te zijn. 

Het beleid rond de coronacrisis blijft mij ook heel erg bezighouden. Ik zie met verwondering hoe de verschillende meningen elkaar bestrijden. Ik ervaar het bijna als twee kampen: of je bent voor het beleid of je vindt de aanpak fout. Bij mij leeft vooral ‘het niet weten’. Zijn we niet allemaal aan het zoeken? Het is een niet geziene crisis … 

Het beleid dat de regels uitvaardigt is gebaseerd op wetenschap en op een gezondheidszorg zoals wij die al lang kennen. Controle, strijd tegen ziektes, en het elimineren van ziekteverwekkers staan op de voorgrond. En ook de bescherming van de huidige gezondheidszorg met het huidige aantal ziekenhuisbedden, de belasting van de ‘intensive care’ en het beschikbaar personeel. Dit model is ons vertrouwd, velen stellen er zich er nauwelijks vragen bij.  
Er is een gezondheidszorg met een ander uitgangspunt. Daar gaat de aandacht  naar de ‘ontvangers’ van ziekten. Hoe gaat het met de gastheer/gastvrouw van ziektekiemen? Hoe ontvankelijk is die? Je kan dat zowel individueel als collectief bekijken. Individueel gaat het over de energie en het immuunsysteem van de mens. Hoe kunnen we deze versterken, hoe kan je weerbaar worden? Collectief kunnen we ons de vraag stellen waardoor de wereld zo uit balans is geraakt dat virussen meer ruimte krijgen. Hier gaan ecologie en gezondheidszorg hand in hand.
Ik heb voeling met beide uitgangspunten, voor mij gaan ze hand in hand. Ze hoeven elkaar niet te bestrijden. 

Maar hoe stem je de maatregelen af op beide tendensen? Die vraag is moeilijk te beantwoorden en daar zit allicht de wortel van de strijd. Moeten we strikt controleren, van bovenaf opgelegd, of is er ruimte voor een eigen invulling van wat voor ieder van ons ‘een gezonde situatie’ is?  
Sommige mensen beweren dat we met de vele controlemaatregelen gaan naar een totalitaire staat. Sommigen gaan nog verder en zien er een samenzwering, een complot in, een doelgerichte actie naar beheersing en controle waar we onze eigenheid, ons zelfbeschikkingsrecht, onze integriteit als mens, zouden kunnen verliezen. Ikzelf voel niet veel voor deze stelling. Dat wil niet zeggen dat er geen machten kunnen zijn die winst halen uit de situatie en druk uitoefenen. Zuivering is nodig.

Maar dat corona ons duidelijk maakt dat we als samenleving uit balans zijn geraakt, staat buiten kijf. Dat was al lang voor corona duidelijk: stress, burn-out, depressie, slaapstoornissen…. Zovele tekenen van een maatschappij die aan zichzelf voorbijloopt, die ‘de natuur’ van de mens en van de samenleving geweld aandoet. Corona is een grote leermeester. Ze maakt ons ervan bewust hoe belangrijk het is om holistisch te leven en de disharmonie te herstellen.
In de mate dat we dichter bij onze essentie komen, zullen we als vanzelf acties ondernemen die goed zijn voor onszelf, de medemens, de aarde en alles wat leeft. De vervulling die we nu nog vaak zoeken in consumptie zal stilaan plaats maken voor een vervulling in het hart. Slechte voedingsgewoonten en gedragingen zullen beetje bij beetje verdwijnen ten voordele van een natuurlijker en respectvollere levenswijze.

Daarnaast spiegelt corona onze verhouding tot de dood. Het leven, dit tijdelijk bestaan, wordt in mijn aanvoelen als ‘te belangrijk’ beschouwd. We klampen er ons aan vast. Alsof we ons nauwelijks bewust zijn van de band die ons als mens gedurende vele generaties met elkaar verbindt, en van de band met de eeuwigdurende cirkel van geboorte, leven, dood en wedergeboorte. Wij maken als mens, als persoon, deel uit van een lange geschiedenis waarbij niets verloren gaat. Ieder van ons draagt bij aan deze geschiedenis. Ook een baby die sterft in de moederschoot draagt bij aan bewustzijn van liefde en sterfelijkheid. En maakt ons bewust hoe heilig ieder leven is. Niemand van ons gaat verloren. Er is stroom van leven die doorgaat…

Ook corona hoort bij onze evolutie en onze geschiedenis. Dat meer mensen op korte tijd sterven is een gegeven. Hoe kunnen we daarmee omgaan? Als er nog veel coronavarianten zullen komen, worden we zeker uitgedaagd om met het risico op ziekte en sterven om te gaan. Bewust worden dat het bestaan fragiel is, dat het erop aan komt ten volle te leven, … We kunnen toch niet blijvend de maatregelen volgen, we kunnen toch niet blijvend de sociale banden doorknippen.  
Dat vind ik misschien wel het moeilijkste in de corona-aanpak: het moeten ontberen van aandacht, zorg en samen-zijn voor wie het uur van gaan gekomen is. En van samenzijn in het algemeen. Zonder verbondenheid is er geen leven.

In de nacht van 15 op 16 februari had ik een droom. We waren een groep en zaten elk apart in een cel. We zouden sterven. Hoe zouden we sterven? Zouden we vergast worden? We wisten het niet. Ik voelde mijn angst en ook die van de anderen. Iedereen voelde zich alleen in de strijd met wat gebeuren zou. Ieder zocht een uitweg en hoopte dat het-toch-niet-waar-zou zijn, dat er toch een mogelijkheid zou zijn om te ontsnappen uit dit vreselijk gebeuren.
Plots kwam ik naar buiten. En ik zag hoe iedereen uit zijn of haar cel kwam. We vormden een kring. Ik vroeg aan iedereen om zich te verbinden met hun hart. Iedereen legde zijn of haar hand op het hart. Toen gebeurde er iets wonderlijks: angst veranderde in liefde. Ik nodigde iedereen uit om te zeggen waarover ze dankbaar waren in hun leven.
Toen werd ik wakker. De doorstane angst was nog voelbaar in mijn lichaam maar was overdekt door een warme gloed van liefde.

Ik voelde dat door dit gebaar, namelijk een kring vormen, contact maken met je hart, delen wat in je leeft, … zo vaak gedaan te hebben tijdens cirkels van verbondenheid, abdijweekends, zomerweken, authenticiteit, … een vertrouwdheid is gecreëerd waar je in tijden van angst of van nood spontaan kan op terugvallen.
Samen zijn en betekenisvolle gebaren stellen, geven een kracht die ons optilt voorbij de individualiteit, voorbij dit leven, en die ons begeleidt naar een werkelijkheid die ons allen opneemt in licht en liefde.

Een zalig Paasfeest aan elk van jullie.
Kristin