Kristin Vanschoubroek
Viering Pasen, 16 april 2017
Heel hartelijk welkom op dit Paasfeest! Ik hou van het feest van Pasen. Pasen is het feest van het licht, feest van de lente, van het nieuwe leven na de winter, na de dood. Pasen staat symbool voor een nieuw begin.
Pasen wordt gevierd op de eerste zondag na de eerste volle maan van de lente. De kleuren die bij deze dag passen zijn wit en geel, de kleuren van het licht.
In onze cultuur koppelen we het paasfeest aan het leven van Jezus: We vieren dat Jezus drie dagen na zijn dood is verrezen. Voor mij is dit een verhaal van liefde, van een mens wiens onvoorwaardelijke liefde blijft bestaan, ook voorbij de dood. Het is het verhaal dat liefde niet verloren gaat. Daarom is het paasfeest een uitnodiging om te blijven groeien naar die onvoorwaardelijke liefde. Om ons te bevrijden van alles wat nog in de weg zit. En om dat wat ons tegengaat, zowel bij een ander als bij onszelf op te nemen in ons hart.
Het paasfeest bestond reeds voor de tijd van Jezus. Pascha (speek uit: pas-chaa) was een feest dat de joden vierden om de uittocht van de Israëlieten uit Egypte te vieren. Het was het feest van de bevrijding uit de slavernij. Het betekende doorgang, doorgang naar nieuw leven, naar een land van bevrijding en van liefde.
Het paasverhaal zoals het wij het kennen vanuit de christelijke traditie is een sterk verhaal. Het is een spiritueel verhaal. Je hoeft geen gelovige te zijn om er door aangesproken te worden. Het is een verhaal vol symboliek. Het gaat om universele thema’s van verraad, van onrechtvaardigheid, van verlies en pijn, en van geleidelijk aan in con-tact komen met de diepere laag doorheen dit alles, met de liefde.
Witte Donderdag: verbondenheid, dienstbaarheid en verraad
Ik wil graag beginnen met Witte Donderdag. Jezus en zijn vrienden eten samen. Jezus is tot het bewustzijn gekomen dat dienen, dat dienstbaarheid, het hoogste is wat je als mens kan bereiken. Het is de kern van mens-zijn. Hij zegt: ‘Ik ben niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen’.
Jezus voelt ook dat zijn uur is gekomen, dat het moment om het aardse leven te verlaten is aangebroken. En hij verzet zich niet. Hij neemt de gebeurtenissen van het leven zoals ze komen. Hij voelt ook dat hij verraden zal worden door één van zijn vrienden. Maar ook daar zal hij niet tegen vechten. Hij aanvaardt zijn leven zoals het zich voordoet.
En ook aan de andere leerlingen zegt hij: ‘Deze nacht zullen jullie mij allemaal in de steek laten’. Daarop zegt Petrus: ‘Al laat iedereen U in de steek, ik nooit’. Maar Jezus antwoordt: ‘Ik verzeker je, Petrus, in deze nacht, nog vóór de haan kraait, zul je driemaal beweren dat je mij niet kent’. Maar Petrus zegt: ‘Ik zal nooit beweren dat ik u niet ken, ook al moet ik met u sterven’! En dat zeiden ook alle andere leerlingen. (Matteüs 26:33 – 35)
Maar het gebeurt zoals het is voorspeld. Judas geeft aan Jezus een kus en levert hem daardoor uit aan de hogepriesters. Het duurt niet lang voor hij beseft dat Jezus door zijn verraad ter dood zal worden gebracht. En hij krijgt spijt. Hij wil zijn daad ongedaan maken, en hij gaat naar de hogepriesters en zegt: “Ik heb verkeerd gedaan! Ik heb een onschuldig mens verraden!” Maar de hogepriesters zeggen: “Wat kan ons dat schelen! Je moet zelf maar zien wat ervan komt!”
Daarop raakt Judas in paniek, hij beseft dat hij zijn daad niet meer ongedaan kan maken. En hij kan er niet mee leven. Het onrecht is geschied. En hij beneemt zich het leven, hij hangt zich op.
Maar niet alleen Judas verraadt Jezus. Ook de andere leerlingen krijgen het benauwd. Zij hebben schrik dat zij als vrienden van Jezus zullen herkend worden en worden opgepakt. En wanneer iemand Petrus aanspreekt en hem zegt: ‘Ben jij ook geen vriend van die Nazareeër’?, zegt Petrus: ‘Neen, ik ken die man niet’. Tot drie keer toe zegt hij het. ‘Ik ken die man niet’. En dan hoort hij de haan kraaien. Op dat moment herinnert Petrus zich de woorden van Jezus: voor de haan zal kraaien zal je mij driemaal beweren dat je mij niet kent.
Petrus valt van zijn troon: hij die van zichzelf dacht dat hij Jezus door dik en dun zou verdedigen komt nu zijn angsten, zijn kleinmenselijkheid tegen. Hij krijgt spijt. En door de spijt heen gaat hij door een zuiveringsproces van nederigheid, nederigheid die leidt naar mededogen.
Verraad is een thema waar ieder van ons mee wel eens mee geconfronteerd wordt. Je kan je verraden voelen of in de steek gelaten door iemand van wie je houdt. Je kan ook jezelf verraden omdat er nog krachten in je spelen waardoor je nog niet trouw kan zijn of durft zijn aan je persoonlijke overtuiging. Hoe vaak gebeurt het niet dat we iets zeggen of doen dat niet overeenstemt met wat we echt van binnen voelen of denken, dat we kiezen voor veiligheid om erbij te horen, in plaats van voor de moed van de eerlijkheid. Het kan ook zijn dat we pas veel later in ons leven beseffen dat we fouten hebben begaan, daden hebben gesteld die geen recht hebben gedaan aan mensen op onze levensweg, ouders, kinderen, vrienden, …. Het kan pijn doen om dit te beseffen.
We luisteren naar ‘Erbarme dich’ uit de Mattheüspassie van J.S. Bach. Het muziekstuk drukt de spijt van Petrus uit.
Goede Vrijdag: Pijn en lijden
Jezus wordt op Goede Vrijdag aan het kruis genageld. Hij sterft. De duisternis treedt in. Zijn aards bestaan neemt hiermee een einde. De mensen die hem liefhadden voelen een eindeloos verdriet. Zijn moeder Maria, Maria Magdalena, Johannes zijn geliefde leerling, ze staan aan het kruis. Ze blijven bij hem.
De andere leerlingen zijn weg, ze zijn ontgoocheld. Wat was van hun verhaal overgebleven? Hadden ze niet in een illusie geleefd? Hun meester werd nu gekruisigd, de zwaarste straf die een misdadiger kan krijgen. Het ziet er allemaal zo hopeloos, zo troosteloos uit.
Ook dit kunnen we herkennen. Dat we vaak niet weten of de weg die we gaan wel de goede weg is. Dat we vervallen in twijfel en onzekerheid, ons afvragend waar we mee bezig zijn.
Of we verliezen wie ons dierbaar is. En dat we als het ware mee gestorven zijn. En niet weten hoe het nu verder moet.
En er is ook nog de onmacht om het lijden van de wereld. Zoveel mensen in ellendige omstandigheden, of met een lot dat te zwaar is om te dragen.
Vorige donderdag ontmoette ik in het La Verna-huis een vriendin Lieve, en een vluchtelinge uit Tsjetsjenië, Sovdad. Lieve is een buddy voor Sovdat. Hun vriendschap kadert in een inburgeringstraject dat BZN opzet, waarbij ze een vluchteling koppelen aan iemand van hier om via ontmoetingen elkaar en onze cultuur te leren kennen en het Nederlands te oefenen.
Het verhaal van Sovdat raakte mij diep. Sovdat is 57 jaar. Ze is 13 jaar geleden samen met haar twee dochters uit Tsjetsjenië moeten vluchten nadat haar man en haar zoon opgepakt waren omdat ze in de oppositie zaten. Ze weet niet of haar man en haar zoon nog leven. Ze kan daar maar met mondjesmoot over spreken, want als ze daar echt op ingaat begint ze te hyperventileren. Het is te zwaar om te kunnen verwerken.
Ze vertelde ook hoe ze verlangt om haar oude vader nog eens te zien. Maar het is riskant om naar haar thuisland te reizen. Je weet niet wie je daar kan vertrouwen….
We gaan nu luisteren naar de Stabat Mater van Pergolesi. Deze muziek drukt de pijn uit van de moeder bij de dood van haar zoon, van Maria bij de dood van Jezus.
Maar we kunnen ons ook verbinden met de pijn en het lijden in ons leven, in het leven van mensen die we een warm hart toedragen, of in het leven van de vele onbekende mensen.
Stille zaterdag: Het niet weten.
Hoe moet het nu verder? Er is alleen nog stilte. Een diep verdriet is er. Wat nu?
Het is afwachten, niet weten. Geen antwoord kennen.
Er is enkel het zijn. Leven in het nu. Niet verder kunnen kijken. Niet weten wat de zin is van wat is gebeurd.
Als je kan leven in het niet-weten, als je het niet-weten ten volle kan accepteren, als je kan leven in het nu, kan geleidelijk aan heling komen.
Je kan die heling niet bekomen met je hoofd, met je denken, met je wilskracht. Je kan die alleen maar ‘laten’ gebeuren. Je kan alleen maar je hart openen en de pijn in de onvoorwaardelijke liefde van je hart ontvangen. En dan komt er stilaan innerlijke rust, een vertrouwen dat ‘het leven is wat het is’.
Pasen
En dan is er Pasen: het gebeuren dat je terug in verbinding brengt met de grote liefde die alles draagt en alles stuurt, die aan de oorsprong ligt van ieder leven, en waarnaar we terug keren.
Het waren de vrouwen, Maria en Maria Magdalena die als eersten de ervaring hadden dat ze hun geliefde zoon en vriend konden ontmoeten in een andere dimensie dan de aardse dimensie. Zij voelden dat zijn leven niet tevergeefs was geweest. Dat ze precies door zijn dood nog sterker zijn essentie konden voelen.
Het was niet in het graf dat ze Jezus vonden. De steen was weggerold en Jezus was er niet meer. Ze konden hem niet vinden bij de doden, maar ze vonden hem in hun hart.
De onvoorwaardelijke liefde die je voor iemand voelt, gaat niet weg met de dood. Die blijft in je leven. Dat is de boodschap van Pasen. En dan kunnen we niet anders dan die liefde verder uitdragen.
Een hedendaags paasverhaal: de getuigenis van Mohamed El Bachiri
Pasen is niet enkel een verhaal van 2000 jaar geleden. Pasen voltrekt zich iedere keer als mensen kiezen voor liefde in plaats van voor haat. In vele gevallen voltrekt deze keuze zich in de stilte van ons hart. Op andere keren vormt deze keuze een krachtig signaal. Bij de terroristische aanslag van 22 maart vorig jaar verloor Mohamed El Bachiri zijn vrouw, zijn liefste Loubna. Deze tekst sprak hij uit op een interreligieuze maaltijd te Molenbeek.
Mijn jihad van de liefde
Ik ben Mohamed El Bachiri, Marokkaanse Belg, moslim en Molenbekenaar. Door mijn naam, mijn godsdienst en de trieste reputatie van mijn gemeente, beschouwt een deel van de bevolking en van de wereld mij als een potentiële terrorist. En dat doet me veel pijn.
Ik ben ook de man van Loubna Lafquiri, mijn grote liefde, mijn vriendin, de moeder van mijn kinderen, die op 22 maart 2016 bij de aanslagen in Brussel om het leven is gekomen. Loubna was een vrouw met een ongeëvenaarde schoonheid en een eindeloze goedheid. Haar blik, haar glimlach, haar aanwezigheid gaven mij het gevoel dat ik de knapste, de rijkste, de gelukkigste van alle mannen was. Vandaag is mijn verdriet onmetelijk en blijf ik alleen overeind dankzij en door de liefde. De liefde voor mijn vrouw, mijn kinderen, het leven en de mensheid.
Die liefde heeft mij aangespoord om op een avond in een kerk in Molenbeek, waar christenen, moslims en anderen in een geest van broederlijkheid een maaltijd hadden gedeeld, op te roepen tot de jihad. Jawel, ik heb de jongeren opgeroepen tot de jihad. Maar niet om het even welke jihad. Dit is de jihad zonder haat, die last die het hart verzwaart. Het is de echtste, de edelste, de mooiste strijd voor een moslim die zich tegen de terreur verzet. Het is de jihad die mij aanspoort om naar de ander toe te gaan, de broeder die van mij verschilt, om hem toe te lachen, hem te begrijpen en empathie te tonen. Het is de jihad van de liefde, die de omhelzing zoekt om de vlammen van de wrok te doven en die zijn waarheid niet oplegt, want zoals de Koran zegt: la ikraha fi dine, ‘er is geen dwang in het geloof’ (Koran 2,256).
Deze jihad, mijn jihad, schreeuwt zijn liefde uit voor het Westen, dat deel van de wereld waar ik ben geboren en dat mij zoveel heeft geschonken. Ik, kind van het universum, broeder in menselijkheid. De jihad van de liefde moet het antwoord zijn op de mensen die ons willen verdelen en die geweld en terrorisme propageren – alsof het gejammer van de overwonnenen op een slagveld een symfonie zou zijn tot glorie van een triomfantelijke God. Vervloekt zij de oorlog, vervloekt het terrorisme.
Ik ga terug naar de essentie, de liefde die het uitgangspunt zou moeten zijn van alle ideeën, alle godsdiensten, alle mensen. Ze zou een universele kracht moeten zijn, de basis van elke communicatie tussen mensen. In die door de liefde gestuurde relatie beweert niemand de waarheid in pacht te hebben en wil niemand ze opleggen. We zijn allemaal op zoek naar de waarheid, dat is een eigenschap van het ‘redelijke dier’ dat wij zijn. Die zoektocht is ons persoonlijke pad naar wat de Grieken ataraxis noemden, de volstrekte gemoedsrust.
Ik heb de islam als pad gekozen, maar het is een pad dat ik volg omdat ik op de eerste plaats een mens ben. Daaruit volgt logisch dat mijn menselijkheid voorrang heeft op mijn geloof. Mijn menselijkheid, met alle humanistische waarden die eruit voortvloeien: de heiligheid van het leven, de vrije wil, de broederlijke verhouding met alle anderen. Een humanistische moslim zijn, dat betekent de diversiteit aanvaarden, ervan genieten en ze als een voorrecht beschouwen. Het is ook het vermogen om bepaalde teksten van de Koran in hun context te plaatsen, vooral de oorlogsverzen, door ze als historische verhalen uit de zevende eeuw te zien die nooit een voorwendsel mogen zijn om te schaden of te doden.
Een humanistische moslim zijn, dat betekent belangstelling hebben voor onze gemeenschappelijke geschiedenis, die van de mensheid en van alle mensen die de wereld beter hebben gemaakt, in het oude Griekenland, Mesopotamië, Rome, China, het Oosten en het Westen. Het betekent dat je de hemel even vergeet en naar je naasten kijkt, dat je glimlacht en begrijpt. En zelfs als mijn naaste de tegenpool is van mijn ideeën, van mijn geloof, heeft hij nog altijd een stukje waarheid. Zoals Heracleitos zei: er is een waarheid in een zaak en in haar tegendeel. Ik ben zelf tegenstrijdigheid, verdeeld tussen rede en mysticisme, geloof en scepticisme. Maar altijd en tot de laatste ademtocht bezield door liefde.
In deze moeilijke en onzekere tijden roep ik op tot dialoog en delen. Laten we naar de goedheid van de mens kijken in plaats van naar de waanzin en de haat. Want die goedheid is de echte bron van inspiratie en van hoop voor onze kinderen, die deze wereld van ons zullen erven. Ik wil ook het belang van de cultuur benadrukken, want zij leidt naar openheid.
Wanneer ik aan Averroes denk, de islamitische filosoof die met zijn vele commentaren en vertalingen van Griekse teksten het leeuwendeel van het aristotelische denken naar het Westen heeft gebracht – en die door Rafaël werd vereeuwigd in een fresco in het Vaticaan – voel ik een diepe emotie en weet ik dat wij moslims aan de grootheid van het Westen konden en kunnen bijdragen. En dat er geen ‘botsing van beschavingen’ is maar wel een prachtige ontmoeting.
Ook het boekje ‘Een Jihad van Liefde’ opgetekend door David Van Reybrouck is een pareltje van liefde en menselijkheid.