Amely Wild
Viering 18 september 2016
Volgens mijn vader ben ik geboren op zeven minuten tijd. Mijn mama heeft niet één wee gevoeld. Ik sliep meteen hele nachten door. Ik hoor mama nog fier vertellen hoe ik met slechts vier voedingen per dag rondkwam. Blijkbaar zat de overtuiging dat je niemand tot last mag zijn er al in vanaf dag één. Het zette zich verder op school, thuis, in de jeugdbeweging, bij vrienden, … Niemand tot last zijn en zo anderen blij maken, het lijkt alsof ik met die instelling geboren ben.
Soms ondernam ik actievere pogingen om anderen gelukkig te maken. Zoals toen ik tegen mijn zin naar het verjaardagsfeestje van een meisje uit de klas ging omdat er anders niemand zou zijn. Of toen mijn ouders ruzie maakten en ik dan zelf maar iets stouts ging doen om hen weer dichter bij elkaar te brengen. Of al die keren dat ik doodsangsten uitstond in bed, maar daar met niemand over durfde praten…
Dit patroon van niemand tot last willen zijn en andere mensen gelukkig willen maken, werd nog sterker in mij verankerd toen Wouter, de neef van een vriendin, overleed. Ik was toen een jaar of veertien. Eigenlijk had ik hem maar één keer ontmoet, dus ik kende hem niet echt. Toch veranderde zijn dood mijn leven. Vlak voor hij – totaal onverwachts – overleed bij een auto-ongeluk werkte hij een verhandeling af voor school. Die moest gaan over wat het doel van zijn leven was.
Zijn mama schreef het bidprentje. Nu, meer dan twintig jaar, later kan ik me haar woorden nog bijna letterlijk herinneren: “Je schreef dat het jouw doel was anderen gelukkig te maken en dat je op die manier zelf gelukkig zou worden. Jij kan dit niet meer doen, maar wij kunnen dat wel nog. Vanaf nu zullen wij alles doen om jouw droom waar te maken.”
Ik had verdriet om het overlijden van Wouter, een ontzettend groot verdriet, groter dan ik kon dragen op die leeftijd. Ik weet niet waarom, maar ik lag er nachten van wakker. Ik zat toen op internaat, ik viel er niemand mee lastig, ik wilde niemand tot last zijn… Ik denk niet dat mijn ouders toen geweten hebben hoeveel verdriet en pijn ik had bij zijn overlijden. Ik huilde, schreef, leed, maar niets leek het verdriet en de pijn te verzachten.
Toen zag ik plots een uitweg. Ik nam me voor dat ook ik vanaf dat moment Wouters missie waar zou maken, dat was het enige wat ik kon doen: anderen gelukkig maken en zo ook zelf gelukkig worden.
Zo groeide ik verder op. Ik werd puber zonder ooit te puberen. Als ik al eens met een deur sloeg, deed ik ze meteen daarna weer open om me te verontschuldigen. De zeldzame keren dat ik boos werd, zei ik nadien sorry.
Het leverde me mijn totemnaam bij de scouts op: ‘Gevoelige bij’. Ik herinner me bij de totembeschrijving nog de zin: “Zet zijn eigen belangen opzij om anderen te helpen.” En ik weet nog hoe ontzettend fier ik was. Ik had Wouters levensdoel, dat ik overgenomen had als mijn missie, waargemaakt…
Van zodra ik er oud genoeg voor was, ging ik vrijwilligerswerk doen. Geen vakantiejob voor mij, ik had dat geld niet echt nodig. De anderen hadden mij nodig, vluchtelingenkinderen bijvoorbeeld. ‘Anderen gelukkig maken’ werd het motto op alle domeinen van mijn leven. Het was bepalend voor mijn studiekeuze, mijn beroepskeuze, ja zelfs de keuze van mijn eerste serieuze lief.
Gezond was het niet, maar dat begreep ik pas veel later. Op dat moment zag ik de migraineaanvallen die ik al van jongs af aan had als stoorzenders en de tientallen kwaaltjes die mijn lichaam me liet ervaren als tijdverspilling. Na iedere periode van ‘out’ zijn door migraine of ziekte kwam ik met hernieuwde kracht en nog meer overtuiging terug: ik kon het me niet permitteren om ‘out’ te zijn, men rekende op mij, men had me nodig…
Zo ging het verder, tot het moment waarop ik op mijn 22ste ongeneeslijk ziek werd. Plots kreeg ik de pijn niet meer weg met pijnstillers. Ik wachtte ongeduldig tot ik me weer beter zou voelen om er dan weer volop tegenaan te kunnen gaan, maar er kwam geen beterschap.
Na een week of twee zwaar afzien vertelde ik het universum – net als vroeger, na de steeds heviger wordende migraineaanvallen – dat ik mijn lesje nu echt wel geleerd had, dat ik mijn leven zou beteren, dat ik niet meer over mijn grenzen zou gaan… Maar deze keer gingen de vermoeidheid en de pijn niet weg en bleef de ziekte allesoverheersend aanwezig. Ik kon mezelf niet langer om te tuin leiden…
Maandenlang sliep ik twintig uur per dag en kon ik niet stappen zonder zware pijnstilling.
Aanvankelijk bleef mijn hoofd zich verzetten tijdens dit ziekteproces, ik móest weer aan de slag! Ik was net afgestudeerd en met mijn aanvullende opleiding ontwikkelingssamenwerking zou ik voor vluchtelingen werken bij de Verenigde Naties. Mijn leven was uitgetekend, alles was helder. Ik moest en zou genezen, zo snel mogelijk!
Een keerpunt was voor mij het moment waarop ik bij de huisarts zat waar ik als kind bij ging. Hij zei eerst lichtjes schertsend: “Amai Amely, fantastisch toch hoe jij steeds opnieuw over je grenzen bent gegaan om anderen te helpen, goed gedaan zeg! Zie jou hier nu zitten: je kan niet meer stappen zonder pijn en amper nog vier uur per dag wakker blijven. Jij kan waarschijnlijk heel veel mensen helpen in jouw situatie nu!” En dan heel ernstig: “Amely, wanneer ga je nu eindelijk voor jezelf leren zorgen? Zo heeft toch niemand iets aan jou?”
Oei, dat kwam binnen! Ik voelde me wakker geschud! Mijn heling kon starten…
When you say YES to others,
Make sure you are not saying NO to yourself.
Ik had uiteindelijk een jaar nodig om te helen van de roofbouw die ik tweeëntwintig jaar lang op mijn lichaam had gepleegd. Een verloren jaar? Nee, een godsgeschenk! Ik kreeg een burn-out op mijn 22ste, de kans om anders te gaan leven, met meer zelfzorg. Niet na een beslissing vanuit het hoofd, maar door maandenlang elke cel in mijn lijf te laten schreeuwen om zelfzorg! Dat geluid was zó oorverdovend en duurde zó lang dat ik die stemmetjes nooit meer zal vergeten.
Vanaf toen voelde ik mijn fysieke grenzen en daar ging ik nooit meer over, dat had ik mezelf beloofd. Niet zomaar snel snel beloofd, maar dag na dag, week na week, maand na maand was het ingesleten in mijn lichaam, in mijn hoofd, in mijn Zijn…!
Grenzen trekken wanneer fysieke klachten me waarschuwden, lukte sindsdien goed. Ook grenzen trekken op het werk lukte wel. Aan vrienden kon ik steeds gemakkelijker duidelijk maken dat ik niet kon afspreken of lang kon bellen.
Wauw, ik was er!! Dacht ik…
Toen huwde ik. In dat huwelijk werden kinderen geboren. En ook al kon ik in het algemeen vrij goed mijn grenzen bewaken en voor mezelf zorgen, met mijn geliefden lukte dat een pak minder.
Het lijkt erop dat ik in de tien jaar die daarop volgden een verdiepingstraining kreeg aangeboden, een soort ‘grenzen stellen 2.0’.
Toen ik huwde, was ik ervan overtuigd dat liefde betekende dat je elkaar onvoorwaardelijk steunde en hielp. Gaan we wandelen? Eigenlijk heb ik geen zin om te wandelen, maar als hem dat blij maakt, word ik ook blij… Hij vindt ons huis te klein, hier zal hij nooit gelukkig kunnen blijven. Hmmm, en ik ben net blij dat de lening bijna afbetaald is en dat er daardoor ruimte komt om minder te werken, maar als hij daardoor niet gelukkig kan worden… De dag nadien zocht en vond ik een ander huis. Dat was liefde. Toch?
Aanvankelijk ging alles goed op die manier. Hij was tevreden, ik was tevreden.
Maar na verloop van tijd werd ik wrokkiger, minder verdraagzaam, had ik steeds minder de energie om altijd maar te geven, was mijn liefde minder onvoorwaardelijk geworden, verloor ik de verbinding met mijn partner… en met mezelf…
Ik zag niet wat er precies gaande was, tot mijn dochter me een spiegel voorhield. Het was de spreekwoordelijke druppel die maakte dat datgene wat onzichtbaar was plots zichtbaar werd. Tijdens het oudercontact zei haar meester: “Ik begrijp het niet. Dat is zó een zorgzaam kind. Als er iemand pijn heeft, is zij de eerste om te troosten. Als er iemand gepest wordt, springt zij bijna op tafel om in te grijpen, niet enkel bij haar vriendjes, maar bij om het even wie. Dan is zij zó krachtig. Maar wanneer iemand een lelijke opmerking tegen haar maakt, kruipt ze stil in een hoekje, dan zie ik haar denken: hij zal wel gelijk hebben.”
Mijn dochter was niet alleen fysiek, maar ook qua karakter een kopie geworden van mezelf: ik zorgde voor de ander, ik kwam op voor de ander, maar niet voor mezelf. Na een blik in deze spiegel, wist ik dat ik voor mezelf moest zorgen. Dat als ik het niet zou doen, mijn dochter het niet zou doen. Ik zag in dat ik haar nog zo vaak kon zeggen dat ze voor zichzelf moest zorgen en opkomen, maar zolang ik het niet zélf voorleefde…
Op dat moment besliste ik om te scheiden.
Pas na mijn huwelijk besefte ik hoeveel onrecht ik mijn man had aangedaan door zó voor hem te zorgen. Ik ontnam hem de kans zijn eigen verlangens en behoeften te voelen, want nog voor hij ze ervoer, had het hooggevoelige deel in mij ze al ingevoeld en ingevuld.
Ik besefte hoeveel onrecht ik ook mezelf en onze relatie had aangedaan door zo voor hem te zorgen. Want onze relatie leed eronder, omdat ik eronder leed.
Door het invullen van de verlangens en behoeften van mijn partner ging ik voorbij aan mijn eigen behoeften en verlangens. Aanvankelijk kon ik dit nog wel aan vanuit een gevoel van liefde. Maar die liefde maakte zachtjesaan plaats voor kleine stukjes wrok… Waarom voelde hij niet aan dat ik iets niet fijn vond? Waarom deed hij iets tóch terwijl ik eerst verteld had dat ik het niet wou, voordat ik uiteindelijk toegaf? Waarom kwam de zorg ook niet eens in omgekeerde richting?
Ik verweet hem – aanvankelijk onbewust, later ook bewust – dat hij over mijn grenzen ging, terwijl ik daar zélf verantwoordelijk voor was. Ik liet hem over die grenzen gaan om hem geen pijn te doen, om hem niet te ontgoochelen, om hem blij te maken, om mijn liefde te betuigen, uit puur altruïsme… Dacht ik…
Stilaan kwam ik tot het inzicht dat dit altruïsme van mij eigenlijk heel egoïstisch was. Zorgde ik écht voor die ander vanuit onvoorwaardelijke liefde en zuiver altruïsme? Of hoopte ik er toch iets voor terug te krijgen? Liefde? Waardering? Erkenning? Dankbaarheid? Een glimlach? Bestaat er écht zoiets als onvoorwaardelijke liefde? Sommigen zeggen dat de liefde tussen ouders en hun kinderen het enige domein is waarin onvoorwaardelijkheid bestaat. Is dat zo? Zorgen we vanuit onvoorwaardelijke liefde voor ons kind? Of omdat het de dromen zou waarmaken die wij niet realiseerden? Omdat dit kind het leven zou leiden dat wij niet hebben geleid? Omwille van een blij gezichtje of om die armen om ons heen?
Ik denk dat het goed is dat we onszelf af en toe de vraag stellen: help ik echt uit puur altruïsme en onvoorwaardelijke liefde of verwacht ik er iets voor terug? Er is niets mis met iets terug te verwachten, al is het maar een dankjewel, een glimlach, een beetje waardering. Maar het is zinvol erbij stil te staan. Zo kan je vrijer kiezen of je wél of niet helpt, duidelijker voelen of dat wat naar jou terugkeert voldoende is om de energiestroom in balans te houden, zonder risico op de gevoelens van wrok waar ik het eerder over had.
Ik leerde dankzij mijn gefaalde huwelijk dat ik reeds van jongs af aan in de rol van de redder, de helper, de gever, de verzorger stapte, vanuit een (onbewuste) zoektocht naar liefde, waardering en bevestiging.
Negeerde ik mijn grenzen uit zorg en liefde voor de ander? Neen, ook – en misschien zelfs vooral! – omdat ik wilde dat die ander van mij zou houden. Het was een verslavende vorm van zelfzorg waarin ik voor die liefde afhankelijk bleef van de ander.
Ik leerde dat ik die liefde nooit – echt nooit! – zal vinden buiten mezelf, zolang ik die niet éérst en bovenal in mezelf heb gevonden, zolang ik haar niet eerst aan mezelf geef, zolang ik niet eerst onvoorwaardelijk van mezelf houd.
Neen, liefde voor jezelf is geen vorm van egoïsme, integendeel, het is het fundament, de basis, de absolute voorwaarde om écht onvoorwaardelijk van een ander te kunnen houden…
Ik heb lang gesukkeld met een laag zelfbeeld. Ik hoopte op erkenning door het goede te doen en door goed te zijn. Ik wilde horen hoe zoet, lief, warm, zacht, zorgzaam, goed, zuiver, … ik was. Maar nu besef ik dat niemand dat bodemloze gat van gebrekkige liefde voor mezelf en tekort aan zelfvertrouwen voor mij kan vullen. Niet met lieve woorden, niet met complimentjes. Er is maar één persoon die dat kan en dat ben ik.
Het kostte me mijn huwelijk en mijn gezinsleven. Een hoge tol? Ja. Maar ik mag met al deze inzichten aan de slag, ik mag opnieuw beginnen. Ik help anderen niet meer ten koste van alles, maar toon aan hen hoeveel ik van mezelf houd. En op die manier inspireer ik anderen om hetzelfde te doen. Mijn kinderen bijvoorbeeld.
Ik vergeet nooit dat ene moment in de auto toen we zes maanden gescheiden waren. Mijn oudste dochter, acht jaar, had een spiegeltje vast en zei: “Mama, ik ben toch eigenlijk een heel mooi kindje, hé? Vroeger vond ik mezelf lelijk, dat is zo raar want ik ben eigenlijk echt heel mooi!” Op dat moment keek ik zelf opnieuw in de spiegel… Ik zag dat ik mezelf na al die jaren een mooi mens was gaan vinden en ik zag dat weerspiegeld in de woorden van mijn dochter, diezelfde dochter die een jaar voordien nog in een hoekje was gekropen toen iemand iets negatiefs over haar zei.
Mijn scheiding leerde me dat onvoorwaardelijke liefde start bij mezelf: in de eerste fase door trouw te zijn aan mezelf, aan mijn lichaam, aan mijn gevoel. En mijn dochter toonde me dat ik van daaruit ook aan anderen leer trouw te zijn aan zichzelf.
Behalve in de relatie met mijn kinderen, naasten, vrienden en kennissen, mag ik ook opnieuw beginnen in een relatie met een liefdespartner. Best wel spannend! Weet je, als ik ooit nog eens trouw, dan beloof ik mijn partner dat ik mezelf graag zal zien en dat ik zal proberen trouw te zijn aan mezelf, in goede en kwade dagen. En ik zal hem vragen of hij mij hetzelfde kan beloven…
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.