Kristin Vanschoubroek en Chantal
Viering 20 april 2014

Tien jaar geleden kwamen we ook op Pasen samen voor de allereerste viering van La Verna.
Pasen is een prachtig feest. Het is een feest van een nieuw begin, een nieuwe geboorte, van steeds opnieuw een stap verder zetten op de weg naar innerlijke vrijheid.
Telkens als mensen opstaan en de kracht vinden om te breken met oude, knellende patronen is het Pasen.
Ook in de natuur vinden we dit proces terug. Jaar na jaar komt uit ‘de dood van de winter’ nieuw leven tevoorschijn. Niets kan dat gebeuren tegenhouden.

Met het gedicht ‘Icoon’ van Catharina Visser zijn we tien jaar geleden de paasviering gestart. Ik vond het passend om het weer boven te halen.

Icoon

Er schuilt een gedaante in mijn eigen ‘ik’
die anders is en levendiger en vrijer
die in zichzelf geen muren kent en tralies
geen eigendunk heeft en geen geldingsdrang
die zich weet los te maken uit de windsels
van angst en gal en treurig zelfbeklag
die opent en ademt in de ruimte
en luisteren wil, geduld heeft, troosten kan
en minnend inziet wat een ander bezielt
die geen bedenkingen, geen grenzen kent
en lachend geeft en deelt vanuit een wijd besef
dat allen op de aarde één zijn
en dat geen lot ons breken kan
omdat wij gronden in de echte liefde.

Soms in het donker kijkt dat diepste ‘ik’ mij aan
en ik herken het als de levende icoon
van wat ons ooit is aangezegd:
de nieuwe mens in mij en iedereen verborgen
zo ver, zo ver – maar onder ons bereik.

Catharina Visser

Voor mij is dit een paastekst: we worden opgeroepen om te leven vanuit liefde, liefde die geen grenzen kent, liefde die geeft en deelt vanuit het besef dat we allen met elkaar verbonden zijn.
Maar hoe doe je dat: zo leven?
Hoe doe je dat: je niet laten leiden door angst, geldingsdrang en zelfbeklag?
Goede voornemens en ‘willen’ volstaan vaak niet.
Hoe kunnen we onze emoties van afgewezen zijn, minderwaardigheid, het gevoel er niet bij te horen, steeds opnieuw tegen dezelfde moeilijkheden aanlopen, de kracht niet vinden om een keuze te maken, overstijgen?
Hoe doen we dat: opstaan en vrij worden?
Hoe doen we dat: ons leven terugvinden, weer voeling krijgen met ons eigen ik en ons eigen denken?

Gezien worden door een ander is hierbij heel belangrijk. Als iemand ons ziet, echt ziet, dan kunnen we echt bestaan, weer vertrouwen krijgen in het leven en in onszelf. Je kan immers het mooie en het goede in jezelf pas echt zien als het ook door iemand anders wordt gezien. Door de liefdevolle ogen van een ander word je bevestigd in je bestaan. Je kan eigenlijk niet bestaan als er geen mensen zijn die je zien. Zolang je niet gezien wordt, blijft de twijfel en blijft de angst.
Omgekeerd is het ook zo: telkens je iemand ziet, echt ziet en erkent, geef je leven aan die ander en daardoor ook aan jezelf.
Zien en gezien worden, dat is de basis om vrij te worden en te kunnen opstaan.

Daarnaast is het belangrijk dat we stilstaan bij onszelf, dat we tijd en ruimte maken voor onszelf, dat we stilte inbouwen in ons leven. Het leven gaat snel en vaak zijn we ons er niet van bewust dat we aan facetten van onszelf voorbijlopen, aan wezenlijke facetten. Vaak nemen we niet de tijd om stil te worden en op die manier voeling te krijgen met ons innerlijk weten, onze diepste grond.
Daarom is het belangrijk dat wij samenkomen, zodat we ruimte nemen voor ons innerlijk leven en bewust worden van datgene in onszelf dat om aandacht vraagt.
Het is ook belangrijk dat we samenkomen om elkaar hierin te bemoedigen. Een gemeenschap is nodig om elkaar te steunen in het proces van opstaan en vrij worden.

We kozen voor deze viering een afbeelding van een lichtend kruis.
Ik hou van deze lichtgevende afbeelding omdat hierin zowel de pijn van het leven als de heerlijkheid wordt uitgebeeld.
Echt leven gaat vaak via pijn. Wie geen pijn kent, of de eigen pijn, het eigen verdriet, de kwaadheid of de ontgoocheling blijft ontvluchten of ontkennen, blijft vaak aan de oppervlakte van het leven. Het is pas als we de pijn toelaten, en dat kan de eigen pijn zijn maar ook de pijn van een ander, dat het volle leven zich aan ons openbaart.

Ik herinner mij de begrafenis van mijn vader. Hij stierf een plotse dood. Ik was 19. Tijdens de begrafenisdienst heb ik heel duidelijk ervaren hoe vreugde en verdriet ontspruiten uit dezelfde bron. Ik was heel verdrietig en tegelijk heel gelukkig. Zijn lichaam was dood, maar zijn geest kwam zó levendig tevoorschijn, was zó voelbaar. Zijn dood zou ook leven geven. Zijn kracht, daar moesten we en daar konden we mee verder. We zouden hem niet moeten zoeken in het graf en hem daar ook niet vinden. Zijn essentie stond vanaf nu in ons hart gegrift. En daar konden we ons met hem verbonden voelen.

Zo moet het ook bij Jezus gegaan zijn. In het verhaal van Pasen wordt verteld over het lege graf, de weggerolde steen. Deze beelden drukken symbolisch uit dat Jezus niet in het graf gevonden kon worden, maar in de kracht en de betekenis van zijn leven.
Dat paasgebeuren vieren wij vandaag met elkaar.
Er kan geen Pasen zijn zonder Goede Vrijdag. Leven en sterven, ze horen samen.
Pas als je leert sterven, je houvasten leert verliezen, in het onbekende durft te gaan, als je de vragen de vragen kan laten zijn en het niet-weten toelaat, als je kwetsbaar durft te zijn, dan opent zich het echte leven, dan ontstaat innerlijke vrijheid, dan staan we op.

Om de weg naar innerlijke vrijheid te kunnen gaan, is het belangrijk dat we voeling hebben met het kind in onszelf. Soms zijn mensen zo gekwetst dat ze zich nauwelijks iets herinneren uit hun kindertijd, of dat ze feiten uit hun geheugen hebben gewist. Hun draagkracht is vaak niet groot genoeg om de pijn daarvan aan te kunnen. Vaak moet al een heel stuk leven afgelegd zijn alvorens we kunnen kijken naar de pijn van het kind. Maar hoe moeilijk of hoe pijnlijk de herinneringen ook zijn, toch is het een grote vreugde als je dat kind in jezelf welkom kan heten en als je de pijn van dat kind kan omarmen.
Chantal geeft daarover een getuigenis.

Kristin Vanschoubroek


Pasen als feest van opstaan en vrij zijn heeft voor mij heel veel te maken met het ontwaken van mijn innerlijke kind.
Het pad van mijn kindertijd was niet zo rooskleurig. Ik ben geboren in een gezin waarin alleen aan de mannelijke aanwezigheid en de mannelijke energie belang werd gehecht. Als oudste dochter met twee jongere broers wist ik al heel vroeg dat ik ‘m’n mannetje zou moeten staan’.
Ik was maar een meisje, totaal onbelangrijk en onbenullig, dus moest ik liefst zo onzichtbaar mogelijk zijn. Het werd me overvloedig duidelijk gemaakt.
Dat gegeven heeft, samen met nog vele andere aspecten, mijn leven getekend, ingekleurd, ge-/vervormd.

Mijn innerlijke kind had zo’n nood aan het voelen van liefde, aan het geven van liefde, aan een teder woord, aan een lief gebaar, aan geborgenheid, aan veiligheid. Het had nood aan een gezin, een thuis. Dat kon ik echter niet vinden in het gezin waar ik geboren ben.
Mijn innerlijke kind voelde zich bedreigd, in gevaar. Dus deed ik wat op dat ogenblik het veiligste was: ik verborg het, ik stopte het heel diep weg in mijn hart.
Maar daardoor verdwenen ook alle ‘kind-gevoelens’. Door zich te verstoppen, nam het innerlijke kind alle gevoelens mee die bij dat kind horen: blijheid, verdriet, pijn, zorgeloosheid, en ik besefte het niet eens. Het zat allemaal zó diep en veilig weggestopt dat ik er totaal geen weet meer van had…

Intussen probeerde ik te overleven. Ik maakte me de kunst meester om onhoorbaar en onzichtbaar aanwezig te zijn, om geluidloos, zonder opgemerkt te worden, te zorgen voor anderen. Ik was zelfs in staat om de noden van anderen te ‘lezen’ en erop te anticiperen voor ze er zelf weet van hadden.
Ontelbare avonden en weekends ging ik babysitten voor de ganse buurt. Op school, terwijl de anderen buiten speelden en plezier hadden op de speelplaats, deed ik karweitjes of paste ik op de kleintjes, zelfs na de schooluren en tijdens vakanties.
Alles deed ik voor een vriendelijk woord, een tedere arm om mijn schouder, een gulle lach, een welgemeende dank. En kreeg ik hier of daar een zeldzaam cadeautje, dan werd dat gekoesterd, ja bijna vereerd zelfs, als bewijs dat iemand me had gezien.

En ik overleefde verder…
Ik trouwde met een lieve man en kreeg fantastische kinderen. Mijn gezin gaf me, samen met mijn werk met dementerende bejaarden, de nodige kansen om ‘te zorgen voor’. Ik had alles om gelukkig te zijn, zoals dat zo mooi gezegd wordt. En dat was ook zo, toch tot op zekere hoogte. Want heel diep in mezelf bleef er iets wringen, voelde ik een onrust borrelen, maar ik had er geen idee van waarover het ging.
Tot ik in 2010 in een depressie belandde. Ik was niet meer in staat te functioneren, te denken, te voelen… Zo werd ik gedwongen om stil te staan bij mezelf en niet langer te vluchten.

Het werd een lange zoektocht, waarbij ik vele valkuilen, vele omwegen en dwaalsporen tegenkwam. Gelukkig kreeg ik daarbij broodnodige steun en hulp. Het waren heel fijne mensen, die me opvingen als ik (weer eens) struikelde, die me overeind hielpen als ik (weer eens) gevallen was.
Ook hier in La Verna gebeurde er veel, kreeg ik veel. Tijdens een viering hoorde ik Kristin zeggen: “Soms moet je je innerlijke kind afschermen en veiligheid bieden om het daarna weer te kunnen omarmen in veilige omstandigheden.”
Het was als een openbaring voor mij. Zou dit de onrust zijn die ik voelde? Zou er ook in mijn hart een innerlijk kind aanwezig kunnen zijn? Het leek me zó mooi…
Ik wou zo graag bij dat innerlijke kind komen, het terugvinden… Het zou veel tijd, kracht en geduld vragen want de beschermende lagen waren talrijk en hard. Maar ik wou het kind zo graag bereiken, het leek me toch zó mooi…

Ik had toen al een plek waar ik me veilig en geborgen kon en mocht voelen, waar ik de bescherming eventjes losser kon laten, waar ik niet zo gespannen op mijn hoede moest zijn. In die warme aanwezigheid werden de beschermlagen wat zachter, kwamen er zowaar mini-openingen in de harde schelp. In die geborgen en veilige aanwezigheid kon ik doorheen de lagen, langsheen de obstakels…
Ik kon en mocht de warmte in mijn hart voelen, de warme aanwezigheid van ‘Mijn Innerlijke Kind’, ‘Mijn Kleine Meisje’, ‘Mijn Kleine Ikje’…
Ik mocht het opnieuw ontmoeten, omarmen, welkom heten…
Een wondermooi, bijna heilig moment…

We zijn nu weer een tijd verder. Soms voelt het kind in mij zich nog onveilig en zit het opnieuw weggestopt, maar het is niet meer zo ver weg. Soms voelt het zich nog onwennig en is alles zo nieuw. Het heeft nog zoveel te ontdekken…
Maar ik mag me nu al eens ‘kind-blij’ voelen.
Ik mag nu al eens ‘kind-verdriet’ voelen.
Ik mag nu al eens ‘kind-pijn’ voelen.
Ik mag nu al eens ‘kind-liefde’ voelen.
Ik weet, ik heb nog veel ‘Kind-Zijn’ te ontdekken, te voelen en in te halen. Maar ik hoef het niet meer alleen te doen… We mogen het samen ontdekken: mijn kleine meisje en ik…

Klein meisje

Kom nu maar,
kijk nu maar,
voel nu maar.
Veilig hier,
hier is geen gevaar.

Laat je zien,
laat je voelen,
Veilig hier,
hier is geen gevaar.

Speel nu maar,
dans nu maar,
lach nu maar,
loop nu maar,
Veilig hier,
hier is geen gevaar.

Wees niet bang,
blijf niet verstopt,
Veilig hier,
hier is geen gevaar.

Hier moet geen pijn,
hier moet geen verdriet,
hier moet geen angst,
Veilig hier,
hier is geen gevaar.

Klein meisje,
hier mag je leven,
hier hoef je niet dood.

WELKOM HIER!

Chantal